Het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene is een levendig Regiment met een geheel eigen traditie. Tradities en geschiedenis zijn belangrijk binnen de krijgsmacht in het algemeen en ons Regiment in het bijzonder. Ze geven onze eenheid haar eigen identiteit en zorgen voor verbondenheid. De wortels van de traditie van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene liggen in Groot-Brittannië. Daar vond tijdens de Tweede Wereldoorlog de oprichting van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene plaats.
Wat is traditie?
Militaire traditie is een sociaal proces, gebaseerd op een geheel van historisch gegroeide waardevolle gebruiken en verplichtingen. Deze zijn onder meer gebaseerd op en/of ontleend aan grote daden en gedragingen van personen en/of eenheden. De tradities worden van generatie op generatie overgedragen. Deze gewoonten en/of gebruiken dragen bij aan een goede eenheidsgeest (esprit de corps) en zijn bevorderend voor onderlinge verbondenheid, saamhorigheid en het onderscheid met andere traditie voerende eenheden in een gezonde rivaliteit. De in dit proces overgedragen aspecten worden eveneens aangeduid met het woord traditie.
De eenheden van de Koninklijke Landmacht zijn ingedeeld in wapens, korpsen, regimenten en dienstvakken. Elk wapen, korps, regiment of dienstvak heeft een eigen geschiedenis en gebruiken. Voor de Koninklijke Landmacht is traditiebeleving en traditiehandhaving van groot belang. Deze aspecten dragen bij aan de effectiviteit van de Koninklijke Landmacht. Geschiedenis is niet hetzelfde als traditie. Geschiedenis vertelt wat er in het verleden precies is gebeurd. Tradities zijn de overblijfselen van vormen en gebruiken uit het verleden: brokjes geschiedenis die voortleven in het heden. Het woord traditie is afgeleid van het Latijnse woord trádere en betekent "overleveren".
Een aantal gebruiken heeft een strikt officieel karakter en wordt aangeduid met het woord ceremonieel. Andere gebruiken hebben een wat minder officieel karakter, meestal worden deze gebruiken vastgelegd in traditiebepalingen of andere schriftelijke aanwijzingen van de traditie voerende eenheid. Tenslotte bestaat er een groot aantal handelingen van niet ceremoniële en niet-plechtige aard, die toch traditioneel/karakteristiek zijn voor een traditie voerende eenheid. Men spreekt in dit verband meestal van gewoonten. Het zal duidelijk zijn dat een scherpe scheiding tussen de twee laatstgenoemde categorieën (gebruiken en gewoonten) niet is te trekken.
Er moet bij traditie in militaire zin onderscheid worden gemaakt tussen de traditiebeleving en de traditiehandhaving. Traditiebeleving is de trots, verbondenheid en geloof in eigen kunnen gebaseerd op historische feiten; traditiehandhaving is de formele vastlegging hiervan in Koninklijke Besluiten, voorschriften en orders. Traditiehandhaving en traditiebeleving gaan hand in hand; handhaving zonder beleving is lege franje dat de positieve effecten van traditie meer kwaad dan goed doet. Traditiehandhaving en -beleving zijn dynamisch van aard: maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen zorgen ervoor dat ze constant in beweging zijn. Dit betekent dat, afhankelijk van tijd en plaats, nieuwe tradities en gebruiken kunnen ontstaan en anderen in de vergetelheid kunnen raken.
De stameenheid van het Regiment
Op 11 januari 1941 wordt in Congleton, Engeland, de Koninklijke Nederlandse Brigade officieel opgericht. Aan deze Nederlandse eenheid wordt door Koningin Wilhelmina op 27 augustus 1941 een vaandel uitgereikt. In augustus 1944 wordt de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene ontscheept op de stranden van Normandië. De Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene draagt tijdens de West-Europese veldtocht haar steentje bij aan de bevrijding van Frankrijk, België en uiteindelijk Nederland.
Vrijdag 13 juli 1945 is een gedenkwaardige dag uit de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. Omdat de Tweede Wereldoorlog in Europa is afgelopen, wordt de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene - m.i.v. 16 juli officieus - ceremonieel ontbonden, maar niet voordat zij de hoogste dapperheidsonderscheiding ontvangt die een militaire eenheid kan krijgen: de Militaire Willems Orde (MWO). Diezelfde middag volgt in de binnenstad van Den Haag onder grote publieke belangstelling het afscheidsdefilé van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene.
Op 24 december 1945 (K.B. nr. 11 d.d. 14 december 1945) volgt de formele opheffing van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene, maar met de toezegging dat een nieuw landmachtonderdeel de traditie en de naam “Irene” zal voortzetten.
De naam van het Regiment
Het Regiment draagt met trots de erenaam “Prinses Irene”. Deze erenaam stamt uit de Tweede Wereldoorlog. Als Koningin Wilhelmina op 27 augustus 1941 het vaandel aan de Koninklijke Nederlandse Brigade uitreikt wordt de naam "Prinses Irene" toegevoegd. De erenaam “Prinses Irene” heeft tevens een symbolische betekenis. De naam Irene is van oorsprong gebaseerd op de naam van de Griekse godin Eirènè. Eirènè was de godin van de vrede.
Het begrip 'Garderegiment'
Het, op 15 april 1946 opgerichte, Regiment Prinses Irene werd op 1 juni 1948 door de toenmalige Koningin Wilhelmina benoemd tot garderegiment. Dezelfde eer viel ook te beurt aan de Regimenten Grenadiers en Jagers. De Grenadiers en Jagers vervulden al op informele wijze de rol van “garde”. Zij deden dat sinds hun oprichting in 1829 zonder dat zij daarvoor waren aangewezen. De “garde” verbleef altijd in de nabijheid van het staatshoofd en trad op als lijfwacht. Zij waren daarvoor gelegerd in Den Haag. Daar dienden zij ‘onder het oog des konings’. Vanaf 1948 kwam daar verandering in en beschikt de Koninklijke Landmacht formeel over garderegimenten.
In de praktijk betekent het predicaat 'Garde' dat de parate militairen, naast hun organieke taken zoals de deelname aan (vredes)operaties, vaker dan militairen die behoren tot niet-garde eenheden, belast zijn met de uitvoering van ceremoniële diensten. Het gaat daarbij zowel om incidentele als vaste plechtigheden. Bij de incidentele diensten wordt bij toerbeurt een eenheid 'aangewezen', die - meestal in samenwerking met een muziekkorps - voor de militaire bijdrage aan de plechtigheid zorgt. Het betreft hier bijvoorbeeld het aanbieden van 'geloofsbrieven' door de ambassadeurs aan de Koning(in) en bezoeken aan Nederland door buitenlandse staatshoofden en regeringsleiders. Een vaste plechtigheid is Prinsjesdag, waaraan in beginsel altijd dezelfde eenheden deelnemen. Alle garderegimenten zijn infanterieregimenten.
Bloemenhulde
Een bijzondere dag voor het Regiment is Koningsdag. Als garderegiment onderhouden de Fuseliers nauwe banden met het Koninklijk Huis. Zo bieden de commandanten van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene en het Garderegiment Grenadiers en Jagers op of omstreeks 27 april Z.M. de Koning een bloemstuk aan. Hierbij is een delegatie van beide Regimenten present. De delegaties zijn traditioneel samengesteld uit officieren, onderofficieren. korporaals en manschappen van beide Regimenten. Met deze jaarlijkse bloemenhulde onderstrepen zij hun verbondenheid en trouw aan het Koninklijk Huis in het algemeen en aan de vorst in het bijzonder.
Prinsjesdag
Een andere bijzondere dag voor het Regiment is “Prinsjesdag”. Volgens art 65 van de Grondwet wordt op de derde dinsdag van september door, of namens de Koning in een verenigde vergadering (Eerste en Tweede Kamer) van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven: de troonrede. Voorafgaand aan de troonrede trekt er een koninklijke stoet door Den Haag van het Paleis Noordeinde naar de Ridderzaal waar het staatshoofd de troonrede uitspreekt. Voor de Ridderzaal ligt het Binnenhof.
Op de meest prominente plaats op het Binnenhof, bij de ingang van de Ridderzaal, staat het Korps Mariniers met hun vaandel. Het tweede vaandel op het Binnenhof is het vaandel van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene. Het vaandel vormt, samen met de vaandelwacht en een ere-compagnie, de ere-afzetting vanaf de Ridderzaal voorlangs de Eerste Kamer tot aan de Stadhouderspoort. Daar sluit een ere-compagnie Jagers van het Garderegiment Grenadiers en Jagers aan. De commandant van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene treedt op als “Commandant Binnenhof”. Hij geeft leiding aan alle aangetreden eenheden op het Binnenhof. Alle eenheden zijn gekleed in het ceremoniële tenue.
In verband met de verbouwing van het Binnenhofcomplex staan de Fuseliers (met vaandel) tijdens Prinsjesdag, naast de Mariniers, op de Korte Voorhout vlak voor de Koninklijke Schouwburg waar de troonrede wordt uitgesproken.
De toevoeging 'Fuselier'
Op 12 maart 1952 verleende Koningin Juliana het predicaat "Fuseliers" aan het Garderegiment Prinses Irene. Soldaten bij het Regiment kregen vanaf dat moment hun aanspreektitel Fuselier, de andere rangen mochten hieraan toevoegen "der Fuseliers". De behoefte hieraan ontstond omdat de Garderegimenten Grenadiers en Jagers ook een dergelijke titel kenden. De oude infanterie bestond uit de grote massa van fuseliers (het oude woord voor geweerschutter), ondersteund door grenadiers (letterlijk de granaatwerpers) en jagers (lichte, snel verplaatsbare infanterie). Het lag dus voor de hand om de titel 'Fuselier' te herinvoeren.
Het Vaandel
In 1820 werden bij de krijgsmacht van het Koninkrijk der Nederlanden vaandels en standaarden ingevoerd. Vaandels en standaarden zijn van oorsprong de veldtekens van Regimenten en andere onderdelen van de krijgsmacht. Zij bestaan uit een vierkant doek van zijde, geborduurd met de naam van de vaandel voerende eenheid, het monogram van de vorst die het vaandel heeft verleend, het rijkswapen en aanduidingen van belangrijke krijgsverrichtingen waarbij de eenheid zich heeft onderscheiden (opschriften). De franje van gouddraad rondom het doek is bij een vaandel 35 mm. Bij de garderegimenten van de Koninklijke Landmacht is de franje om de 25 mm onderbroken door een gouden torsade. De vaandels van bereden eenheden zijn kleiner en worden standaarden genoemd.
Als op 11 januari 1941 de Koninklijke Nederlandse Brigade in Engeland wordt opgericht betekent dat het symbolische ontstaan van het latere Garderegiment Fuseliers Prinses Irene. Het eerste vaandel van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene (KNBPI) is heel bijzonder omdat het op basis van herinneringen werd gemaakt. In Engeland had men immers geen voorbeeld liggen. Zo wijkt dit eerste exemplaar op een aantal details duidelijk af van de gebruikelijke vaandels.
Niet voor niets zei Prins Bernhard bij de opheffing van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene in 1945: 'Rond uw vaandel zal een nieuw Regiment worden gevormd.' Zo gebeurde het ook, het 'Engelse' vaandel werd in 1947 uitgereikt aan het in 1946 opgerichte "Regiment Prinses Irene". Op 6 juli 1965 werd het oorspronkelijke vaandeldoek vervangen door een nieuw en kleiner exemplaar, gemaakt naar de regels van het Vaandel-KB uit 1925. Het tweede vaandeldoek, overhandigd door Prins Bernhard, was echter geen lang leven beschoren want al in 1974 waaide het kapot tijdens een herdenking op de stranden van Normandië. Het huidige vaandel van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene wordt bewaard in de kamer van de Regimentscommandant.
Symboolfunctie
De aanwezigheid van het vaandel staat tegenwoordig symbool voor de aanwezigheid van het Koningshuis. Vaandels zijn het symbool van trouw aan het staatshoofd en van de verbondenheid en eer van de vaandel voerende eenheid. Het is een teken van onderlinge verbondenheid tussen de militairen. Bij ceremonies nemen vaandels en standaarden nog steeds een belangrijke plaats in. Militairen leggen er bijvoorbeeld de eed of de belofte op af.
Het vaandel is het symbool van het hele Regiment en haar geschiedenis. Het symboliseert daarmee ook de gevallenen van het Regiment. Daarom wordt het ook met respect behandeld en behoort door militairen en ook door burgers eerbiedig te worden begroet. Het vaandel wordt gedragen door de vaandeldrager die daartoe een bandelier, aan de onderkant voorzien van een lederen koker, schoen genaamd, over de linkerschouder draagt. De onderkant van de vaandelstok rust in de schoen. Het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene beschikt over een eenheid specifieke bandelier. Zie voor de details verderop op deze pagina.
Militaire Willemsorde der 4e Klasse
Op vrijdag 13 juli 1945 werd de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene - officieus m.i.v. 16 juli - ceremonieel ontbonden. Op de Haagse Clingendaelkazerne hecht Prins Bernhard, in de functie van Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten, de MWO 4e Klasse aan het vaandel van de Koninklijke Nederlandse Brigade ‘Prinses Irene als collectieve onderscheiding voor het personeel van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene en reikt daarnaast diverse individuele dapperheidsonderscheidingen uit. De onderscheiding werd met een lint aan de vaandelstok bevestigd. In 2022 werd de onderscheiding (zonder lint en op een rozet) vast op de lauwerkrans (vaandeltop) bevestigd om de kans op een mogelijke beschadiging te minimaliseren.
Vervanging koorden
Op 18 augustus 1954 kwam Brigade-generaal Charles F. Pahud de Mortanges voor een bijzondere ceremonie naar de Westenbergkazerne in Schalkhaar. De generaal was Sous-chef van het Militaire Huis van Hare Majesteit de Koningin en tevens voorzitter van de Vereniging van Oud-strijders van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. Hij was daar om de gouden koorden en kwasten (normaal behorend tot een vaandel van de krijgsmacht) van het vaandel van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene te vervangen voor oranje-blauwe koorden. Op deze wijze zou het invasiekoord op symbolische wijze voor altijd behouden blijven voor de Koninklijke Landmacht in het algemeen en het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene in het bijzonder.
Vaandelopschriften
Een vaandel- of standaardopschrift kan worden toegekend indien de eenheid met ere heeft deelgenomen aan krijgsverrichtingen en zich op enig moment en/of op enige locatie heeft onderscheiden ten opzichte van andere eenheden. Het toekennen van vaandelopschriften geldt als één van de hoogste (dapperheids-) onderscheidingen die een Nederlandse militaire eenheid kan ontvangen. Hierbij wordt getoetst aan de criteria voor moedig, beleidvol, onderscheidend en dapper optreden en aan de wettelijke grenzen van het optreden. De opschriften op de vaandels worden altijd door of namens de vorst uitgereikt.
Vaandelopschriften Tweede Wereldoorlog
In 1945 zijn aan de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene de volgende vaandelopschriften verleend door Koningin Wilhelmina:
ST. COME - 1944
PONT AUDEMER - 1944
BEERINGEN - 1944
TILBURG - 1944
HEDEL - 1945
Vaandelopschriften Nederlands-Indië
In 1977 (Besluit van 16 december 1977, houdende aanvullingen van opschriften op vaandels en standaarden van regimenten van de Koninklijke landmacht voor krijgsverrichtingen in het voormalige Nederlands-Indië gedurende de jaren 1945-1949) werden door Koningin Juliana twee nieuwe opschriften verleend n.a.v. de inzet van het regiment in het voormalig Nederlands-Indië en middels cravates bevestigd aan het vaandel. In 2004 werden beide opschriften op het vaandeldoek toegevoegd:
WEST-JAVA 1946-1949
OOST-JAVA 1947-1949
wegens:
het deelnemen van vijf bataljons van het Regiment - later Garderegiment - "Prinses Irene" aan krijgsverrichtingen in het voormalige Nederlands-Indië:
3e bataljon op West-Java van 1946 tot 1949;
4e bataljon op Oost-Java van 1947 tot 1949;
5e bataljon op Sumatra's Westkust van 1947 tot 1949;
6e bataljon, ook genaamd 412e Bataljon Infanterie op West-Java van 1948 tot 1949;
7e bataljon, ook genaamd 434e Bataljon Infanterie, op Oost-Java in 1949.
Hierbij heeft het 3e bataljon zich bijzonder onderscheiden op West-Java en het 4e bataljon op Oost-Java (onder meer te Blitar).
Vaandelopschrift Afghanistan
Op 18 oktober 2019 maakte het ministerie van Defensie bekend dat; "Zijne Majesteit de Koning heeft besloten achttien standaarden en vaandels van de krijgsmacht, waarvan zestien van de Koninklijke Landmacht, een opschrift gerelateerd aan de inzet en krijgsverrichtingen in Afghanistan toe te kennen." Aan het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene werd het opschrift "DERAFSHAN 2007" verleend. Op 25 juni 2022 bevestigde Koning Willem-Alexander de cravate* met het opschrift daadwerkelijk aan het vaandel.
*Een cravate is een toevoeging aan een vaandel of standaard in de vorm van een strik met linten. De cravate vormt geen wezenlijk deel van het vaandel of de standaard. Zij is doorgaans een tijdelijk hulpmiddel om een wijziging van, of een aanvulling op de tekst op het vaandel- of standaarddoek aan te geven. De wijziging of aanvulling wordt bij eerstvolgende vernieuwing op het vaandeldoek aangebracht. Hiermee komt de cravate dan te vervallen.
De Vaandelwacht
De achtergrond van de symboliek van het vaandel gaat honderden jaren terug naar de tijd dat een vaandel nog een duidelijke functie had op het slagveld. Het fungeerde in de vaak chaotische strijd als een herkenningspunt voor de soldaat. Aan kleuren en symbolen op de grote lap stof kon hij zien waar zijn onderdeel, zijn Regiment en dus ook zijn commandant, zich bevond. Viel het vaandel in de handen van de vijand dan was hij zijn baken kwijt en dat betekende een enorme klap voor het moreel. Daarom werd het vaandel altijd bewaakt door een speciale vaandelwacht die het vaandel altijd omringde en tot het uiterste verdedigde. Vandaag de dag heeft het vaandel geen functie als baken op het slagveld meer maar de symbolische waarde is gebleven. Bij parades en ceremonies blijft het vaandel omringd door de vaandelwacht.
De Vaandelwacht GFPI bestaat uit een commandant (in principe de oudste eerste luitenant van het parate bataljon), de vaandeldrager (de Regimentsadjudant), een onderofficier in de rang van sergeant 1e Klasse en vier korporaals en manschappen.
De bewapening van de Vaandelwacht GFPI bestaat uit de sabel of een pistool (commandant en vaandeldrager) en de Lee-Enfield (met of zonder bajonet overige leden).
De bandelier
De bandelier van de vaandeldrager van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene wijkt af van het standaard, “van rijkswege verstrekte", exemplaar. Dat is namelijk een zwarte leren riem met een grote koperen gesp, met daaraan bevestigd de koker waaraan de vaandelstok geplaatst kan worden. Enkele Regimenten hebben ooit op eigen kosten een afwijkend exemplaar laten maken. In 1953 maakt de bekende ontwerper van militaire emblemen en uniformen Frans Smits Sr. (deze “esthetisch adviseur van het Ministerie van Oorlog” tekende ook voor de ceremoniële tenues van de Garderegimenten) een schetsontwerp voor een bandelier voor het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene. Frans Smits Sr. verwerkt de kenmerken van het vaandel in het ontwerp van de bandelier. Zo wordt de Militaire Willemsorde der 4e Klasse (waarmee het vaandel in 1945 werd onderscheiden) op de bandelier geborduurd. Ook de vaandelopschriften (St Côme 1944, Pont Audemer 1944, Beringen 1944,Tilburg 1944, Hedel 1945) zijn op de band te lezen.
Helaas is veel van de historie van de draagriem verloren gegaan. Zo is niet bekend wie de bandelier heeft betaald, gemaakt en wanneer deze voor het eerst in gebruik is genomen. Op een foto van Prinsjesdag uit 1954 is in ieder geval nog een andere, een witte, bandelier te zien. De originele schets van Smits uit 1953 bleek zich in een particuliere collectie te bevinden en deze kon worden aangekocht voor de Regimentsverzameling. Spontaan is hiermee ook een nieuwe traditie ontstaan: de scheidende Regimentsadjudant krijgt een ingelijste replica van de schets aangeboden. Adjudant der Fuseliers Stef Fridael heeft als eerste zo’n lijst in ontvangst mogen nemen uit handen van zijn opvolger.
De uitzendvlag
Aan een (samengestelde) eenheid van bataljonsgrootte of zelfstandige compagnie, die in het kader van internationale (vredes)operaties wordt uitgezonden, kan door de Commandant Landstrijdkrachten een “Uitzendvlag” worden toegekend. In december 1998 werd een uitzendvlag, door de toenmalige Bevelhebber der Landstrijdkrachten Lgen M. Schouten, toegekend aan 17 Painfbat GFPI.
De vlag is bevestigd aan een vaandelstok en is dubbeldoeks uitgevoerd in de nationale driekleur, 80 cm lang en breed en omzoomd met oranje franje. In het midden van de vlag is het embleem van de Koninklijke Landmacht aangebracht. Op de blauwe baan is in goudgeel de naam van de eenheid in een deel van een cirkelvorm aangebracht. Aan deze vlag worden i.t.t. het vaandel GFPI geen eerbewijzen gebracht.
Na beëindiging van een uitzending kan een vlaggenband aan de uitzendvlag worden bevestigd door, of namens Commandant Landstrijdkrachten. Een vlaggenband is uitgevoerd in nassau-blauw, 6 cm breed en 100 cm lang. Op de vlaggenband staat de naam van uitzending. Inmiddels heeft de uitzendvlag 17 Painfbat GFPI vijf vlaggenbanden. Hierop staan de opschriften IFOR 2, SFOR 5, SFOR 13, ISAF TFE 2 en ISAF TFE 10.
De uitzendvlag maakt sinds december 2001 deel uit van het ceremonieel en protocol van het regiment en wordt tijdens ceremonies gedragen door een fuselier of korporaal van de laatst uitgezonden eenheid en begeleid door twee gewapende militairen van dezelfde eenheid.
Traditieoverdracht 13 Painfbat aan 17 Painfbat
In 1985 trad Gorbatsjov aan als Secretaris-Generaal van de Communistische Partij van de Sovjetunie. Niemand had op dat moment kunnen vermoeden dat zijn beleid een grote omwenteling in Europa en de rest van de wereld teweeg zou brengen. Glasnost (openheid) en Perestrojka (hervorming), bedoeld ter hervorming van het eigen socialistische systeem, zette een proces in werking dat leidde tot de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989, de ineenstorting van de communistische regimes in de Oost-Europese satellietstaten, het einde van de Koude Oorlog en de hereniging van de beide Duitslanden.
De wereld van militaire zekerheid stortte in. De politiek vertaalde dit direct in de Defensienota van 1991. Dit betekende een inkrimping van de Koninklijke Landmacht met een derde. Een spectaculaire ingreep waarbij de eenheden die zelfstandig op een kazerne waren gelegerd werden opgeheven, zodat deze kazernes konden worden afgestoten. Dit gold dus ook voor 13 Painfbat GFPI dat op de Westenbergkazerne in Schalkhaar was gelegerd.
De landmacht reorganiseerde en de regering besloot onder meer een luchtmobiele brigade te vormen. Het 13e bataljon werd aangewezen om te vormen tot schoolbataljon voor deze brigade en daardoor ophouden te bestaan als pantserinfanterie-eenheid. Omdat alleen een paraat infanteriebataljon de traditie van het Garderegiment kon voortzetten, werd besloten de traditie over te dragen aan 17 Panterinfanteriebataljon in Oirschot, op dat moment registratief ingedeeld bij het Regiment Limburgse Jagers, hetgeen aldus geschiedde op 10 juli 1992.
Regimentscommandant en Regimentsadjudant
De commandant van het parate bataljon dat de traditie van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene voortzet (17 Pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene, afgekort 17 Painfbat GFPI) is tevens de Regimentscommandant. Hij is hiermee verantwoordelijk voor handhaving van alles wat met de traditie en geschiedenis van het Regiment te maken heeft. Deze luitenant-kolonel der Fuseliers is de vertegenwoordiger van alle Oud-strijders, veteranen en (oud)Fuseliers van het Regiment. Momenteel wordt deze functie vervuld door de Luitenant-kolonel der Fuseliers N. (Niels) Verhoef.
De bataljonsadjudant van het parate bataljon is tevens de Regimentsadjudant. Hij draagt het vaandel en is herkenbaar aan de speciale rangonderscheidingstekenen met de beeltenis van een vaandeltop. Deze functie wordt op dit moment vervuld door de Adjudant-onderofficier der Fuseliers P.I.G. (Peter) Bakkes.
Regimentstraditieraad
De Regimentscommandant is voorzitter van de Regimentstraditieraad. Dit is een overleg over de tradities en gebruiken en de handhaving en -beleving daarvan binnen het Regiment. De voorzitter wordt daarbij ondersteund door twee oud-Regimentscommandanten, de Regimentsadjudant en een - buiten het bataljon geplaatste - actief dienende officier met een lange staat van dienst binnen het Regiment. Als secretaris van de Regimentstraditieraad treedt de Regimentskapitein op (geen lid).
De stok en benoeming
De stok van de Regimentscommandant
Deze is van gelakt hout met een metalen dop. Het geheel wordt afgedekt door een miniatuuruitvoering van het regimentsembleem. Op de stok bevindt zich een verchroomd Regimentsembleem. Alleen bij Regimentsaangelegenheden wordt de stok gedragen.
De stok van de Regimentsadjudant
Deze is van gelakt hout met een metalen kroon, afkomstig van een rijtuiglantaarn uit de Koninklijke stallen. Het geheel wordt afgedekt door de adjudantstip. Op de stok bevinden zich een verchroomd Regimentsembleem en verchroomde plaatjes met daarop de namen van de Regimentsadjudanten. De stok is in 1969 door Luitenant-kolonel Laurens uitgereikt aan de toenmalige Regimentsadjudant Bickes en wordt sindsdien met de functie op ceremoniële wijze overgedragen.
Cane
Veel van de tradities binnen het Regiment verwijzen naar haar Britse wortels. Tijdens de Tweede Wereldoorlog droegen alle officieren van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene naar goed Brits gebruik een cane. Een cane is een met leer beklede bamboestok.
Na 1945 bleef deze gewoonte binnen het Regiment bestaan. In de jaren ‘70 hield men ermee op. In 2009 maakte de cane zijn comeback binnen het Regiment. Alle compagniescommandanten van 17 Pantserinfanteriebataljon GFPI dragen de cane bij bijzondere Regimentsactiviteiten. Dit geldt ook voor de commandant van de Staf en stafcompagnie van 13 Lichte Brigade.
Benoeming tot officier bij het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene
De benoeming tot officier bij het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene geschiedt bij Koninklijk Besluit en op voordracht van de Regimentscommandant. Ingevolge dit Koninklijk Besluit worden bij het Regiment geplaatste officieren tijdens een bijeenkomst door de Regimentscommandant op ceremoniële wijze geïnaugureerd, waarbij de nieuw komende officier - staande op de Regimentsmat - de volgende belofte uitspreekt:
'Ik beloof een trouw Fuselier te zijn, leve het Regiment!'
De nieuw benoemde officier ledigt hierbij de met mousserende wijn gevulde 'Nieuwelingenbeker' ad fundum. De Regimentscommandant drinkt uit de 'Royal Air Force-beker'.
Benoeming tot onderofficier bij het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene
Onderofficieren worden door deRegimentscommandant bij het Garderegiment benoemd. Na benoeming zullen de bij het Regiment geplaatste onderofficieren tijdens een bijeenkomst door de Regimentscommandant op ceremoniële wijze worden ingedronken, waarbij de nieuwe benoemde onderofficier de volgende belofte uitspreekt:
'Ik beloof een trouw Fuselier te zijn, leve het Regiment!'
De nieuw benoemde onderofficier dient daarna de 'Van Groenesteinbeker' gevuld met Calvados ad fundum te ledigen.
Benoeming van een korporaal of fuselier bij het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene
Korporaals en fuseliers worden door de Regimentscommandant bij het Garderegiment aangesteld. Bij het intreden worden de bij het Regiment geplaatste korporaals en fuseliers door de Regimentsadjudant op ceremoniële wijze ingedronken, waarbij de nieuw aangestelde korporaal of fuselier de volgende belofte uitspreekt:
'Ik beloof een trouw Fuselier te zijn, leve het Regiment!'
De ingetreden korporaal of fuselier brengt daarna met calvados een toast uit op zijn of haar toetreding tot het Regiment.
Zilveren Fuselierhanger
Bij alle gelegenheden waar de Regimentscommandant - in die functie - aanwezig is samen met zijn echtgenote draagt zij één van de twee Zilveren Fuselierhangers. Luitenant-kolonel A.P.A. van Daalen heeft deze hangers in 1973 en 1999 aan het regiment geschonken. Deze hangers worden tijdens een commando-overdracht ceremonieel overgedragen.
Het invasiekoord
In 1945 opperde de toenmalige commandant van de Prinses Irene Brigade, Kolonel de Ruyter van Steveninck, het plan om een blijvende herinnering aan de invasie en aan de veldtocht door Frankrijk, België en Nederland te ontwerpen. Hij stelde voor alle militairen van de Prinses Irene Brigade met een oranje-blauw fluitkoord om de linkerschouder uit te rusten. Luitenant-kolonel Pahud de Mortanges was in die periode plaatsvervangend commandant van de Prinses Irene Brigade. Het idee en de uitvoering het koord, een “coloured lanyard” zoals door Britse eenheden en korpsen gedragen, is mogelijk van hem afkomstig. In zijn bescheidenheid meldde hij dat niet en liet de eer aan de commandant.
Alle militairen van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene die in de periode van 7 tot en met 15 augustus 1944 in Normandië aan land kwamen en tot het bereiken van de Nederlandsche grens onafgebroken tot op het operatieve deel van de Brigade behoorden, ontvingen in maart 1945 het speciaal herinneringskoord. Het koord wordt aanvankelijk het 'Invasie Fluitkoord' (in het Engels (lanyard) genoemd en staat inmiddels bekend als 'invasiekoord'. De Minister van Oorlog ging later met het plan akkoord (Ministerieel Besluit ten grondslag aan het “decoratiekoord Brigade Prinses Irene”, van 14 november 1945, nummer 417). In de loop der jaren is er een soort mythe rondom het koord ontstaan, die niet meer historisch correct te noemen is. Zo is het koord niet toegekend door Koningin Wilhelmina voor betoonde moed. Het koord is ook niet uitgereikt door Prins Bernhard bij de officieuze ontbinding van de Prinses Irene Brigade in juli 1945.
In 1954 worden de traditionele gouden kwasten en koorden aan het vaandel van het Garderegiment Fuseliers ‘Prinses Irene’ vervangen door oranje-blauwe invasiekoorden en kwasten.
In 1979 verlaat de laatste militair die het koord had ontvangen voor zijn bijdrage aan de bevrijding van West-Europa, de dienst. Binnen het Regiment komt de wens tot leven om het invasiekoord voor het parate deel van het Regiment te behouden. De Oud-strijders van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene dragen uiteindelijk in 1982 het invasiekoord over aan de Fuseliers. Iedereen die bij het Garderegiment Fuseliers ‘Prinses Irene’ is ingedeeld, alsmede de militairen van andere wapens en dienstvakken die dienen bij de parate onderdelen van het Regiment (17 Painfbat GFPI en de Ststcie 13 Lichte Brigade), zijn gerechtigd het koord te dragen.
Het invasiekoord wordt gedragen op het DT (dagelijks tenue). Ook kan het worden gedragen op het gevechtspak, maar dan alleen bij speciale gelegenheden en in opdracht van de Regimentscommandant. Tot 2022 was het gebruikelijk (vanaf 1992) dat het koord werd uitgereikt door een Oud-strijder op een voor het Regiment historische plaats. Sinds 2022 wordt deze eervolle taak uitgevoerd door veteranen van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene die zijn onderscheiden met het Draaginsigne Gewonden (DIG). Regelmatig worden dergelijke koorduitreikingen georganiseerd.
In de periodes dat het bataljon was ingezet in op de Balkan werd het koord - m.i.v. IFOR 2 - voor het eerst dagelijks gedragen. Het was bedoeld om de saamhorigheid tussen de fuseliers en de tijdelijk ingedeelde militairen van andere onderdelen te bevorderen. Verder was het een eerbetoon aan de Oud-strijders die zich ruim vijftig jaar daarvoor ook inzetten voor de vrede in Europa. Deze gewoonte is hierna ook bij de andere missies doorgevoerd.
Draagrecht invasiekoord “niet-fuseliers” en veteranen
Militairen van andere wapens of dienstvakken mogen het invasiekoord alleen dragen voor de duur dat zij geplaatst zijn bij een parate eenheid van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene en tijdens Regimentsactiviteiten. Alle veteranen die gerechtigd waren een invasiekoord te dragen tijdens hun uitzending, dus ongeacht wapen of dienstvak, mogen het invasiekoord dragen op het veteranentenue.
Uitbreiding draagrecht invasiekoord voor alle regimentsgenoten
Bij de viering van de Regimentsjaardag op 11 jan 2019 kondigde de Regimentscommandant Luitenant-kolonel der Fuseliers H. Gorissen middels een dagorder een uitbreiding van het draagrecht aan. De tekst uit de dagorder is als volgt en spreekt voor zich:
“VANDAAG, OP 11 JANUARI 2019, WORDT HET INVASIEKOORD, OP VOORDRACHT VAN DE OUD-STRIJDERS VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE BRIGADE PRINSES IRENE, OOK TOEGEKEND AAN ALLE MILITAIREN DIE TUSSEN 1945 EN 1982 REGISTRATIEF INGEDEELD ZIJN GEWEEST BIJ HET REGIMENT PRINSES IRENE.
MET DE UITREIKING VAN HET INVASIEKOORD WIL IK EEN TASTBARE BLIJK VAN WAARDERING GEVEN AAN ALLE MILITAIREN DIE TUSSEN 1945 EN 1982 HEBBEN GEDIEND BIJ HET REGIMENT, INBEGREPEN ALLE MISSIES IN DEZE PERIODE.
UIT RESPECT VOOR DE REGIMENTSGENOTEN DIE GESNEUVELD ZIJN TIJDENS DEZE MISSIE, OF ONS IN DE JAREN DAARNA ZIJN ONTVALLEN, KEN IK HET INVASIEKOORD OOK POSTUUM TOE.
DOOR HET TOEKENNEN VAN HET INVASIEKOORD AAN ALLE LEDEN VAN ONS REGIMENT, HOOP IK OP EEN VERSTERKING VAN DE ONDERLINGE VERBONDENHEID EN VERBROEDERING TUSSEN ALLE BOVENGENOEMDE GROEPEN BINNEN HET REGIMENT, ZONDER DAARBIJ REGIMENTSGENOTEN UIT TE SLUITEN.”
Het Regimentsembleem
Het embleem is ontleend aan het koperkleurige metalen schouderembleem dat vanaf 1942 door de officieren van de voormalige Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene op het service-dress uniform (tegenwoordig DT) werd gedragen. De kroon staat symbool voor de verbondenheid met het Koninklijk Huis. Op de banderol staat geschreven ‘Prinses Irene’. Het embleem van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene zit op oranje stof: opnieuw een verwijzing naar de band met het Koninklijk Huis.
Fuselierssjaal (Bataljonssjaal)
De Fuselierssjaal is een oranje rechthoekige sjaal met in het midden de gekroonde banderol in het blauw. Nederlandse militairen kwamen voor het eerste tijdens de Korea-oorlog in aanraking met halssjaaltjes. Tegenwoordig worden deze gedragen tijdens ceremonies, jaardagen etc.
Het monument
Op de Generaal-majoor A.C. de Ruyter van Steveninck kazerne in Oirschot staat het Regimentsmonument. Het monument werd op 12 november 1968 onthuld op de Westenbergkazerne in Schalkhaar. In 1992 verhuisde het monument - bij de traditieoverdracht van 13 Painfbat aan 17 Painfbat - naar Oirschot. In 2022 werd de oude plaquette met namen vervangen door beter leesbare plaquettes.
Het monument staat op de bataljonsappelplaats gelegen tussen de Regimentsmess “Congleton” (gebouw 10) en de Regimentsverzameling Brigade en Garde Prinses Irene (gebouw 8 en 28). Het is een uit steen opgetrokken geheel met daarop plaquettes met de namen van de gesneuvelde en overleden Regimentsgenoten van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene en de Indiëbataljons GRPI.
Boven de namen is gekozen voor een plaat met de tekst "WE WILL REMEMBER THEM" en op de onderste plaat die tevens ruimte biedt voor toekomstige namen staat de tekst "… those who shall not grow old..". De keuze voor deze tekstregels in het Engels is gemaakt als verwijzing naar de oprichting van het Regiment in Engeland in 1941 en de goede banden van het Regiment met de steden Congleton en Wolverhampton. De teksten komen uit of verwijzen naar het gedicht ‘For the fallen’, geschreven door Laurence Binyon en dat op 21 september 1914 voor het eerst werd gepubliceerd.
Boven de plaquettes is de gekroonde banderol met de tekst “Prinses Irene” bevestigd (Regimentsembleem) en gezien vanaf de voorzijde is aan de linkerzijde de “Regimentsbel” bevestigd.
De Regimentsbel
Gezien vanaf de voorzijde is aan de linkerzijde van het monument de “Regimentsbel” bevestigd. Deze bronzen scheepsbel is voorzien van de inscriptie ”Middelburg” en het jaartal 1785. Volgens het gemeentearchief van Middelburg is deze scheepsbel vervaardigd door Michiel Everhard. Michiel Everhard werkte in de klok- en geschutgieterij die gevestigd was in een deel van de Abdijgebouwen (tot 1786). De scheepsbel zal vermoedelijk geleverd zijn aan de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die in Middelburg een belangrijk kantoor had: de “Kamer Zeeland”. Wanneer en aan welk schip de scheepsbel is geleverd, is nog niet achterhaald.
De scheepsbel deed dienst op de buitenpost Pankalan op West-Java, bij de 3e Compagnie van 6-GRPI (412 Bataljon Infanterie). Pankalan was één van de ver afgelegen buitenposten van het bataljon dat in 1950 geconcentreerd is in posten op de Poentjak en Buitenzorg. Bij het verlaten van de buitenpost Pankalan neemt compagniescommandant Kapitein H. Kakebeen de scheepsbel mee en verstuurt deze naar zijn woonplaats Ochten (gemeente Echteld, vanaf 2002 gemeente Neder-Betuwe in Gelderland). De scheepsbel krijgt een plaats in de hal van het gemeentehuis in Ochten. 6-GRPI scheept voor de terugreis naar Nederland in op de USNS (United States Naval Ship) General J.H. McRae en laat zestien gesneuvelde sobats achter. De General J.H. McRae komt op 23 juni 1950 in Rotterdam aan.
Dertig jaar later, op 12 april 1980, houdt 6-GRPI voor het eerst een reünie. Daar wordt het idee geboren om scheepsbel weer dienst te laten doen bij het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene ter nagedachtenis van de omgekomen sobats. Het reüniecomité, vertegenwoordigd door mevrouw F. Kakebeen-Heggelman (weduwe van de compagniescommandant) en de heer Tien Derksen, dient een verzoek in bij de Burgemeester van Echteld om de scheepsbel terug te geven aan het Regiment. De gemeente werkt mee en het college van Burgemeester en Wethouders besluit om de scheepsbel af te staan aan het regimentsmuseum. Aanvankelijk lijkt het de bedoeling dat de scheepsbel een plaats in het museum krijgt. Later ontstaat een ander idee: bevestiging aan het Regimentsmonument.
De officiële overdracht vindt plaats op vrijdag 24 april 1981, gelijktijdig met de beëdiging van een aantal officieren. De plechtigheid wordt gecombineerd met een kleine reünie van de 3e compagnie 6-GRPI, waarbij ook andere veteranen die daarbij gedetacheerd waren, zijn uitgenodigd. Mevrouw Kakebeen-Heggelman onthult de scheepsbel op zijn nieuwe plek, stevig verankerd, aan het Regimentsmonument.
Het is altijd een plechtig moment tijdens een herdenking: het luiden van de scheepsbel als aan- en/of afkondiging van de minuut stilte. Dit moment symboliseert de verbondenheid van het Regiment met de inzet van 3 t/m 7-GRPI in voormalig Nederlands-Indië en het respect aan hun achtergebleven sobats. In 2002 werd dit gebruik ingevoerd door de toenmalige regimentscommandant Luitenant-kolonel der Fuseliers H.A.J.M. (Harold) Jacobs.
Regimentsmess Congleton
Na de opschorting van de dienstplicht werden op last van militaire leiding alle onderdeelsbarren (o.a. in de legeringsgebouwen) en -kantines gesloten. Voor recepties, ontvangsten, saamhorigheid en andere bataljons- en Regimentsactiviteiten werd door 17 Painfbat GFPI daarna noodgedwongen teruggevallen op locaties van andere eenheden zoals bijv. 11 Tankbataljon (“De Ruif”) die haar onderdeelsbar toch in stand had gehouden. Vanwege het – initieel onderschatte - belang dat gehecht werd aan de eenheidsbinding (Esprit de Corps) werd na veel aandringen later o.a. de oude korporaalsmess (1e verdieping gebouw 148) aan 17 Painfbat GFPI toegewezen. Een buitengewoon ongezellige ruimte, maar beter dan niets.
In 2002 slaagde de toenmalige PBC erin om gebouw 218 (Sectie S1 17 Painfbat GFPI) te ruilen met gebouw 29 (les- en bureaugebouw Educatief Centrum). De Sectie S1 werd verhuisd naar gebouw 24 en 26. Gebouw 29 werd verbouwd en ingericht als multifunctionele ruimte met als hoofdfunctie de “Huiskamer van het Regiment”. De multifunctionaliteit lag in het feit dat er ook burelen (Sectie S6), opslag en vergaderfaciliteiten werden ingericht. Op 25 november 2003 opende Regimentscommandant Harold Jacobs samen met Genmaj b.d. Rudi Hemmes de Regimentsmess. Om de binding van het Regiment met de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene te eren werd het gebouw “Regimentsmess Congleton” gedoopt. Op 11 januari 1941 werd in Congleton, Engeland, de Koninklijke Nederlandse Brigade officieel opgericht.
Bij de verbouwing van gebouw 29 gold het uitgangspunt dat er een eenheid van compagniesgrootte (150 personen) gebruik van kon maken. Deze grootte was ingegeven om zoveel mogelijk commando- en functieoverdrachten, ambtsjubilea, recepties, medaille-uitreikingen en reünies in de eigen huiskamer (binding) te kunnen faciliteren. In overleg met de kazernebrandweer werd dit door de plaatsing van twee grote tuindeuren gerealiseerd. Tevens werd het gebouw geschilderd in de Regimentskleuren en ingericht met een bar en andere voorzieningen zodat het personeel en de eenheden van 17 Painfbat GFPI eindelijk weer een huiskamer met haar eigen identiteit hadden. Het beheer van de Regimentsmess kwam te liggen bij de Bataljonsadjudant en het (bar)personeel werd standaard geleverd door de commandogroep van het bataljon ondersteund met ander personeel van de bataljonsstaf.
In 2003 werd duidelijk dat vanwege een andere taakstelling voor de Koninklijke Landmacht de Legerplaats Seedorf werd opgeheven en dat 42 Painfbat Limburgse Jagers (BLJ) in 2006 in Oirschot geplaatst zou worden. De oude stafgebouwen van 17 Painfbat GFPI (22, 24 en 26) waren afgekeurd als bureelgebouwen en werden gesloopt t.b.v. nieuwbouw. De Staf 17 Painfbat GFPI moet dus verhuizen. Datzelfde gold ook voor 13 Gnkcie. Deze eenheid ging verhuizen naar nieuwbouw op de Genm de Ruyter van Steveninckkazerne. 13 Gnkcie had haar burelen en compagniesbar in de omgeving van de bataljonsappelplaats, monument en museum GFPI (gebouw 8 en 28). In het infraplan werd een schuifplan gemaakt waarbij 17 Painfbat GFPI gebouw 29 over zou dragen aan 42 BLJ en daarvoor een gebouw van 13 Gnkcie naast de bataljonsappelplaats terug zou krijgen als multifunctionele ruimte; lees Regimentsmess. Dit werd gebouw 10, want helaas was het gebouw waarin de bar van 13 Gnkcie was gevestigd in zo’n slechte staat dat deze ook moest worden gesloopt.
De Regimentsmess Congleton is inmiddels een begrip binnen en buiten het Regiment. Buiten de saamhorigheidsactiviteiten van 17 Painfbat GFPI en het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene vormt de Regimentsmess Congleton samen met het museum, monument en appelplaats onze thuisbasis, onze roots en trots, bron van identiteit, (h)erkenning en verbintenis.
De Regimentsjaardag
De verjaardag van het Regiment wordt gevierd op 11 januari (tenzij deze datum in het weekend valt). De viering kent een vast verloop. De dag begint met een stevig Engels ontbijt. Daarna staat er op het programma achtereenvolgens een ceremoniële vlaggenparade, een herdenking en een kranslegging bij het monument op de kazerne. Daar herdenkt het Regiment alle gevallenen. De Regimentscommandant houdt een toespraak tijdens een buitengewoon appel. Het programma na de ceremonie wordt gevolgd door de Irenecross om de Generaal-majoor Hemmes trofee. Daarnaast houdt het Regiment diverse sportwedstrijden, evenals een schietwedstrijd om de Generaal-majoor Van Besouw beker. De dag wordt na de prijsuitreiking afgesloten met een Regimentsborrel.
Naast de actief dienende leden van het Regiment, en haar gasten en veteranen, wordt jaarlijks een detachement van het Belgisch zusterbataljon “Bevrijding 5e Linie” uit Leopoldsburg uitgenodigd voor het bijwonen van de ceremonie en het deelnemen aan de sportwedstrijden. Dit Belgisch bataljon zet de traditie voort van de “Brigade Piron” welke in 1944 zij aan zij vocht met de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene voor de bevrijding van West-Europa.
In de lustrumjaren (te tellen vanaf 1941) wordt de verjaardag van het Regiment groots gevierd. Bij deze viering worden de omgekomen Regimentsgenoten tijdens een herdenking geëerd en vindt er veelal een defilé plaats in het bijzijn van onze naamgeefster H.K.H. Prinses Irene. Alle (oud)regimentsgenoten zijn daarbij met partner/thuisfront welkom.
Regimentsdrank
Calvados is de drank die tijdens Regimentsactiviteiten wordt genuttigd. De Calvados is vernoemd naar het gelijknamige Franse departement (een soort provincie) in de landstreek Normandië. Deze streek is beroemd om haar fruitteelt van appels en peren (voor druiven is de streek niet geschikt). Het verhaal gaat dat de mannen van de Prinses Irene Brigade in 1944 in Normandië vaten met Calvados aantroffen in een boerderij, en dat dit het begin is van Calvados als Regimentsdrank.
Eigen regimentsdrank: FUSELIER
In 2020 ontstond het idee, om ter gelegenheid van het 80-jarig jubileum van het Regiment in 2021, een jubileum-Calvados te ontwikkelen en uit te brengen onder de naam “FUSELIER”. Een mooi ambachtelijk product (Methode Calvados) van Nederlandse bodem en vervaardigd ter ere van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene om bij speciale gelegenheden een toast uit te brengen op het Regiment. Het alcoholpromillage (41%) verwijst naar het oprichtingsjaar van het Regiment (1941).
Vanwege de Covid-19 pandemie kon maar een zeer beperkt aantal fuseliers de viering van het jubileum op 28 augustus 2021 op de Genm de Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot bijwonen. Om toch zoveel mogelijk fuseliers bij het jubileum te betrekken werd de viering middels een livestream uitgezonden. Alle leden van de bij de Stichting Brigade en Garde aangesloten organisaties kregen een mini flacon FUSELIER op hun huisadres om tijdens de livestream toch nog gezamenlijk de gebruikelijke toast op het Regiment uit te kunnen brengen.
Voor de liefhebbers is onze Calvados Fuselier te bestellen via onderstaande link:
https://www.mworvelddistillery...
Ceremonieel tenue
Bij de inhuldiging van Koningin Juliana in september 1948 paradeerde de ere-compagnie van het Garderegiment Prinses Irene voor de eerste maal in het ceremoniële tenue. Bij het ontwerp van het uniform, van de hand van Frans Smits sr., komt de geschiedenis van de Prinses Irene Brigade tot uitdrukking. Het stamonderdeel van het Regiment werd tijdens de oorlogsjaren in Engeland opgericht, omvatte alle wapens en dienstvakken van de Landmacht en er werd tijdelijk een grote groep Mariniers ingedeeld.
Het ceremoniële tenue is daarom gebaseerd op de oeroude Britse infanteriekleding, een rode scharlaken jas met donkerblauwe broek. De helmhoed is een typisch Britse infanteriehelm. De helmplaat bestaat uit een vijfpuntige ster. Die ster herinnert aan de Geallieerde 'invasiester', destijds aangebracht op de voertuigen. Het midden van de ster is een oranje kokarde waarop het regimentsembleem (een banderol met de woorden 'Prinses Irene' onder de Koninklijke kroon) is aangebracht. De punt op de helmhoed is die van het Korps Mariniers, terwijl de witmetalen leeuwenkoppen die de kinband vasthouden dezelfde zijn als die op de kolbak van de Cavalerie en Koninklijke Marechaussee. Op de mouwopslagen met Britse gardelissen zitten drie verschillende knopen, een algemene landmachtknoop, een artillerie- en een genieknoop. Officieren van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene dragen als enige een smalle gouden band op de oranje officierssjerp. Dit is niet bedoeld als bijzondere onderscheiding maar enkel om de niet zo fraaie kleurencombinatie van oranje op rood wat te maskeren.
Het Tamboerkorps van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene, waarvan de traditie vandaag de dag wordt voortgezet door de Koninklijke Militaire Kapel, draagt op het ceremoniële tenue naar Brits model op borst, rug en mouwen lissen. Deze lissen zijn op Britse wijze geheel bezet met Nederlandse Koninklijke kronen.
De Fuselierssabel m1897
De zogenaamde “Fuselierssabel” is een 102 cm lange Nederlandse sabel dat werd ingevoerd in 1897 voor de officieren van de infanterie. De sabel m1897 is daarna bij de infanterieofficieren in gebruik geweest tot het begin van de Tweede Wereldoorlog. Momenteel wordt de sabel m1897 alleen nog gedragen bij het ceremoniële tenue van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene (GFPI). Hoewel het van oorsprong een officierssabel betreft mag een sabel tegenwoordig ook worden gedragen door een adjudant-onderofficier. Bij het ceremoniële tenue van het GFPI wordt de sabel gedragen door de officieren, de commandant vaandelwacht en de Regimentsadjudant - tevens - vaandeldrager.
De sabel is voorzien van één scherpe kant. De sabel is verhoudingsgewijs met andere sabels (zoals de wandelsabel KL m1912) erg recht en relatief kort. De korf van de sabel m1897 is versierd met bloemmotieven, de handgreep is gemaakt van eboniet en de schede is voorzien van twee draagringen, waarmee de sabel door middel van een bijbehorende koppel wordt bevestigd onder de uniformjas. De sabel kan daardoor bij een ceremonie zowel in de hand als “op de haak” (in de schede) worden gedragen. De sabelkwast is gemaakt van zogenaamd "pletzilver" en oversponnen met circa twintig dunne bouillons. Aan de onderzijde zit een oranje zijden hart. Het draagkoord is zwart.
Volo et Valeo
De lijfspreuk van het Regiment: ‘Volo et Valeo’. Dit is latijn voor ‘ik wil en ik kan’.
Ontstaan motto “Volo et Valeo”
Het 17e Pantserinfanteriebataljon werd in 1987 registratief heringedeeld van Regiment Chassé, naar Regiment Limburgse Jagers (RLJ) en binnen vijf jaar, na het verschijnen van de defensienota in november 1991, kreeg het bataljon te horen dat het wederom heringedeeld zou worden, nu als Garderegiment Fuseliers Prinses Irene (GFPI).
Hoe leg je een eenheid uit dat als ”traditie het bindmiddel van de eenheid is”, het dan toch mogelijk is om zo’n eenheid twee keer binnen vijf jaar van Regiment te wijzigen?
In de tijd van de voorbereiding van omvorming naar GFPI was Luitenant-kolonel Leen Noordzij Bataljonscommandant en Kapitein Peter Aerts zijn Hoofd Personeelszaken. Zij brachten een bezoek aan de Regimentscommandant in Schalkhaar om o.a. kennis te nemen van alle Regimentswetenswaardigheden. Een lange ‘waslijst’ aan Regimentsactiviteiten werden zij geacht voort te zetten in Oirschot na de traditieoverdracht.
Terug in Oirschot en na enig intern beraad, wilden zij van de overdracht een succes maken. Om geen verwijten achteraf te krijgen, hebben zij de ‘waslijst’ eigendunkelijk nog wat uitgebreid. Zij dachten o.a. na over een motto of lijfspreuk voor het Regiment. Veel Korpsen en Regimenten hadden er al een, zoals het Korps Commando Troepen (“Nunc aut Nunquam”) en ook het Regiment Limburgse Jagers, maar die was (toen) veel te lang.
Het idee was geboren en zij moesten op zoek gaan naar een pakkende Latijnse spreuk. Maar ja, wie benader je hiervoor en/of waarnaar ben je op zoek? Op de Sectie S1 werkte een oud-vwo leerling als dienstplichtig soldaat schrijver, met hem werd het idee besproken en werden diverse militaire voorbeelden gedeeld. Hij stelde voor om zijn oud-leraar Latijn te vragen of die kon helpen. Zogezegd, zo gedaan! In verzoek werden de eisen geformuleerd waaraan de lijfspreuk moest voldoen:
1. Kort en bondig.
2. Zowel herkenbaar in Latijn als de vertaling.
3. Ergens voor staan.
Uiteindelijk ontvingen zij een lijstje met tien Latijnse spreuken. Drie werden er geselecteerd en de Bataljonscommandant en zijn ondercommandanten hebben uiteindelijk “Volo et valeo” = “Ik wil en kan het” gekozen als motto voor het Regiment.
Bij de eerste Regimentsjaardagviering in Oirschot op 11 januari 1993 werd de lijfspreuk “Volo et valeo” officieel geïntroduceerd. Later werd de schrijfwijze gewijzigd in: "Volo et Valeo".
Regimentsblad
De allereerste Vaandeldrager verscheen in maart 1985 “als officieel orgaan van de Vereniging van de Oud Strijders van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene”. De Vaandeldrager werd in 2001 overgedragen aan de Stichting Brigade en Garde Prinses Irene en bedoeld voor en van alle (oud) Fuseliers.
De Vaandeldrager wil het positieve imago en het bijzondere karakter van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene, haar veteranen, oudgedienden en haar actief dienende militairen graag uitdragen binnen en buiten de Koninklijke Landmacht. Het blad besteedt aandacht aan zowel actuele zaken, zoals uitzendingen en oefeningen, als aan de geschiedenis van het Regiment. Het bevat artikelen over de pracht en praal rondom ceremoniële diensten, Regimentsverzameling en het Koninklijk Huis, maar ook over de alledaagse belevenissen van de gewone fuselier. Hiermee fungeren de Vaandeldragers tezamen tevens als de geschiedschrijving van het Regiment en een uitstekende bron voor onderzoek. Alle Vaandeldragers zijn digitaal benaderbaar via: De Vaandeldrager | Fuseliers
Regimentsboek Garderegiment Fuseliers Prinses Irene
In 2001, bij het 60-jarig bestaan van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene, is een kleurrijk boek verschenen dat handelt over de geschiedenis en de tradities van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene en het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene. Het boek is rijkelijk geïllustreerd. Als basis voor dit boek werden de teksten en foto’s uit de Regimentsverzameling gebruikt. Op deze manier dient het boek een meerledig doel:
1. Het is een geschiedenis– en traditiehandboek voor alle koorddragenden.
2. Het is een catalogus voor de Regimentsverzameling.
3. Het is een informatief boek voor eenieder die belangstelling heeft voor militaire geschiedenis en/of het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene.
In 2016 verscheen de inmiddels vijfde aangepaste editie.