Boegbeeld van het Regiment overleden

Rudi Hemmes koorduitreiking 2019

Op zondag 13 november 2022 is Rudi Hemmes op 99-jarige leeftijd in zijn woonplaats Den Haag overleden.
Het 17e pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene, rechtsopvolger van de Prinses Irene Brigade, meldt op haar website: ”Rudi was hét boegbeeld voor het regiment. Hij heeft zich ingezet voor veteranen, jong en oud, hij was vaste Koord-uitreiker en was verweven in alle verenigingen van het regiment. Het overlijden van Rudi is dan ook een groot verlies, dat in alle generaties gevoeld zal worden. We herinneren “onze” Rudi als iemand met hart voor het Regiment."

Koning Willem-Alexander noemt Rudi in de Troonrede van 2019 een held, „die met gevaar voor eigen leven een keuze voor de toekomst van ons land maakte en nu, 75 jaar later, is het nog altijd de toekomst die hem drijft. Dat is niet alleen inspirerend, het is een opdracht aan ons allen”.

Na het bekend worden van zijn overlijden, brengen koning Willem-Alexander, koningin Máxima en prinses Beatrix brengen het volgende bericht naar buiten:

Koninklijk huis bericht
Koninklijk huis bericht

Wie is deze bijzondere Oud-Engelandvaarder en Tweede Wereldoorlog-veteraan?

Als de oorlog uitbreekt woont de dan 17-jarige Rudi met zijn moeder in Den Haag. Hij zit daar in de vierde klas HBS van het lyceum Stokroosplein. Door de Duitse inval krijgt hij een ongehoorde hekel aan Duitsers en begint zijn pestgedrag tegen ze. Zo saboteert hij eens auto’s van Duitsers door suiker in de tank te stoppen. Zijn klasgenoten zijn ook zo balorig en dat schept een band.
Rudi is een fanatiek sporter en lid van de sjieke Haagse voetbal-, cricket-, en hockeyclub HBS.

In 1941 doet Rudi eindexamen en schrijft zich in als student medicijnen in Utrecht. Ook zijn medestudenten zijn fel anti-Duits en de eerste illegale pamfletten worden gemaakt en verspreid. Rudi zoekt naar meer actie en beseft dat dat alleen vanuit Verenigd Koninkrijk kan gebeuren. Samen met zijn vriend Bob Tusenius maken ze plannen om daar te geraken. Vluchten per boot valt af en uiteindelijk besluiten ze een tocht over land te maken, met Spanje als einddoel. Om zich in te dekken en wraakacties van Duitsers tegen de ouders van deze vluchters te voorkomen, melden ze zich officieel aan voor Arbeitseinsatz in Duitsland. Na inchecken in de trein naar Berlijn, sluipen ze de trein uit en gaan via Breda wandelend de Belgische grens over en komen uiteindelijk in Brussel terecht. Na omzwervingen belanden ze drie weken later in Parijs. Daar ontmoeten ze per toeval een bouwvakker, die hun vertelt dat de bouwonderneming Organisation Todt, aan de Franse kust bunkers bouwt voor de zgn. Westwal en de Atlantikwal en arbeidskrachten zoekt. Nu is er voor Rudi en Bob een mogelijkheid om sneller in Zuid-Frankrijk te geraken. Het plan is de demarcatielijn over te gaan naar de Pyreneeën en van daaruit door te reizen naar Spanje en Portugal. Op het Parijse Gare du Nord gaan ze met de trein op weg naar Perpignan, maar stappen uit in Sète. Hier melden ze zich bij "Baugesellschaft Kallenbach". Ze vragen om werk en gelukkig vraagt niemand waar ze vandaan komen. Het werken in de bunkerbouw bevalt hun niet en ze verruilen het voor een klus op het Duits benzinedepot in Agde. Van hun Parijse contact Albert Starink, horen ze dat er in de hoofdstad een organisatie is, die mensen over de Pyreneeën brengt. Ze moeten zich dan 14 dagen later melden in Parijs. Ondertussen hebben ze met een truc bij de secretaresse van hun werkgever documenten geritseld met Duitse stempels. Om die veertien dagen prettig door te komen, besluiten de jongens naar Nederland terug te gaan. Rudi en Bob zijn op tijd terug in Parijs en reizen via Toulouse en Lourdes naar Tarbes en komen tenslotte terecht in Begnéres de Bigorre, dat ongeveer in het midden van de Pyreneeën ligt. Diezelfde avond gaan ze met een groep van 20 personen, bestaande uit ontsnapte krijgsgevangenen en geallieerde piloten, al met een passeur de bergen in. Na een uitputtende driedaagse tocht over heel smalle paadjes en met slechte schoenen klimmen naar toppen van 3000 meter, komen ze uiteindelijk bij de Spaanse grens aan. Hier wordt het doodmoeë gezelschap gearresteerd door Spaanse soldaten. Ze worden in Barbastro in een tot gevangenis omgedoopte klooster gestopt. Met 90 man in een zaal, met één wc voor alle aan diarree lijdende mannen. Ook vinden hier fusillades plaats. Die zijn er ook in de gevangenis die daarna in Zaragossa volgt. Hier zitten Rudi en Bob met elf man in een éénpersoons cel. De wurgpaal wordt hier nog gehanteerd, waaraan mensen in verschillende gradaties ter dood worden gebracht.

Het duo komt dankzij hulp van de Nederlandse fruithandelaar Davids, niet zoals de meeste Engelandvaarders terecht in het beruchte concentratiekamp Miranda de Ebro. Via omkoping ziet hij kans hen uit de gevangenis te krijgen. Het Nederlandse consulaat stuurt ze daarna meteen door naar Lissabon. Daar worden ze na een laatste check eindelijk op een lijst gezet voor de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk. Aangekomen in Londen worden ze meteen overgebracht naar een bijgebouw van de Royal Victorian Patriotic School. Hier vinden de beruchte ondervragingen plaats onder leiding van de Nederlandse spionnenontmaskeraar Ernesto Pinto. Rudi’s verhaal kan pas worden geverifieerd, als Bob enkele weken later ook door Pinto aan de tand wordt gevoeld. Alles blijkt in orde en Rudi geeft aan dat hij zich bij de Prinses Irene Brigade wil aansluiten. In hun basiskamp Wrottesley Park in Wolverhampton wordt hij ingedeeld bij de Verkenningseenheid (“Recce”) als brenschutter op een Brengun carrier.

De Bren carrier van Rudi’s collega Versteeg
De Bren carrier van Rudi’s collega Versteeg

De commandant van de carriertroop is Ben ter Haar. In hem treft hij een zeer goede officier, die in hoog aanzien staat. Rudi’s maten in de carrier zijn: Gerrit v.d. Kamp, Raymond Arnoti en J. Fraenkel.

Het strijdbaar gedeelte van de Brigade bestaat uit 1150 man. In april 1944 komen er als aanvulling nog honderd mariniers bij uit Amerika. Eigenlijk is de Brigade niet meer dan een versterkt bataljon. De meesten ervaren de Brigade als een soort vreemdelingenlegioen, maar de brigadisten zijn stuk voor stuk erg gemotiveerd. Onder elkaar spreken ze over het bombardement op Rotterdam, de afsluitdijk, de Grebbeberg. Er heerst een mentaliteit van: “verdomme jongens, wij zullen ze mores leren.”

In maart 1944 bezoekt generaal Montgomery de Irenebrigade in Frinton en informeert de manschappen over de op handen staande invasie. Hij eindigt met de woorden: "Good hunting, boys and we'll meet again in Holland."
Ze krijgen allemaal een nieuwe uitrusting. Daarna worden ze overgeplaatst naar een transit camp nabij Londen, vanwaar ze zouden worden ingezet bij de invasie. Ze vinden het geweldig, ze voelden zich ongelooflijk gelukkig mee te mogen doen aan de bevrijding van West-Europa, zelfs al zou het hun leven kosten. Maar D-day gaat aan Rudi en zijn maten voorbij, want er moet eerst een geconsolideerd bruggenhoofd gevormd worden in Normandië.

Op 6 augustus 1944 wordt uiteindelijk ook de Brigade ingezet en ingescheept naar de Normandische kust, waar ze bij Courseulles-sur-Mer en Arromanches-les-Bains aan land worden gezet. Rudi zei hierover later: “Eerst gingen alleen de Engels­sprekende soldaten naar de Franse kust, na twee maanden werden wij ingezet. Ik heb dus geen natte voeten gekregen. We landden in een aangelegde haven en gingen vandaar naar het front.”


Op 12 augustus 1944 beleeft de Brigade haar vuurdoop bij chateau Saint-Côme bij Bréville-les-Monts, waar de Brigade midden in het oorlogsgeweld terecht komt in de zgn. Hell-Fire-Corner. Dit plekje wordt door de Engelsen zo genoemd, omdat de weerstand van de met mortieren gewapende Duitsers daar zo groot is.

Hier valt ook de eerste gesneuvelde van de Brigade te betreuren: wachtmeester Peter Lammers uit Venlo-Blerick, componist van de beroemde Prinses Irene mars.

Bij het plaatsje Bréville-les-Monts nemen de Nederlandse militairen de stellingen over van Britse luchtlandingseenheden. Daarna bevrijden zij samen met de Belgische Piron-brigade het stadje Pont-Audemer.

Dan krijgt de Brigade een marsorder om zich bij de Guards Armoured Division te voegen. Om die divisie te bereiken moeten ze 36 uur achter elkaar doorrijden. Iedereen is dan ook doodmoe. Ze mogen korte tijd rusten en krijgen direct daarna opdracht door te stoten naar Brussel. Daar wordt groots feest gevierd. De stad was nog geen 24 uur daarvoor bevrijd. De mensen staan juichend langs de straten.

Daarna vervolgen ze de weg naar Leuven, dat net 6 uur te voren bevrijd is. De stad is niet om door te komen, zo uitgelaten zijn de mensen daar, zo feesten ze in de straten. De volgende halte is Diest. Onderweg daar naartoe wordt de verkenningseenheid van Rudi aangevallen door achtergebleven Duitse tanks. Enkele munitiewagens worden in brand geschoten en drie brigadisten komen om het leven.

Dit is in 2009 de kleinste bloemlegging van Rudi ooit, samen met de burgemeester van St.Joris-Winge op de plaats waar de drie brigadisten om het leven kwamen
Dit is in 2009 de kleinste bloemlegging van Rudi ooit, samen met de burgemeester van St.Joris-Winge op de plaats waar de drie brigadisten om het leven kwamen

Op 6 september komen ze aan bij Beringen, waar ze een Duitse aanval op een nieuw bruggenhoofd kunnen voorkomen.

Op 17 september begint Operatie Market Garden. In de nacht van 20 op 21 september 1944 passeert de Prinses Irene Brigade de Belgisch-Nederlandse grens nabij Borkel en Schaft. Emotionele taferelen spelen zich daar af als veel mannen de grond kussen. Dan trekken ze door Eindhoven en gaan op weg richting Arnhem.

Weinigen weten dat de Brigade het best gemotoriseerde infanterie-onderdeel van de invasiemacht is geweest. Ze kunnen moeiteloos de Royal Guards Armed Divisions bijhouden tot in Grave. Daar krijgen ze de taak om de Maasbrug te bewaken. De Recce van Rudi komt eind september in het Land van Maas en Waal terecht en moet daar patrouilletaken vervullen.

Rudi als jonge soldaat
Rudi als jonge soldaat

Tijdens zijn verblijf daar in Boven-Leeuwen ontsnapt de dan 21-jarige Rudi aan de dood.

In de namiddag op 6 oktober 1944 wordt de troop van zijn commandant Ben Ter Haar daar ingekwartierd in een boerderij aan de Waaldijk. Het is noodzakelijk wachtposten uit te zetten. Enkele brigadisten w.o. Rudi Hemmes, Lex v. d. Ven, Raymond Arnoti, Marinus Kroon en Bill Susan krijgen als taak vanaf het invallen van de duisternis met twee man een stuk dijk richting Beneden-Leeuwen te bewaken. Raymond Arnoti gooit een muntje op, "kruis of munt", wint en besluit om samen met Marinus Kroon de eerste twee uur de bewaking van de dijk te gaan doen. Een dorpsslager in Leeuwen herinnert zich die avond nog goed: "Ik zie de jongens nog lopen bij volle maan. Ik had gehoord dat er een Duitse aanval werd verwacht en waarschuwde ze allebei nog. "Die zullen we een warm onthaal geven, zeiden ze nog" In diezelfde nacht van 6 op 7 oktober slaan de vergeldingsacties van de Duitsers over van Wamel naar Leeuwen. Zij komen vanuit Tiel rond 02.00 uur aan wal. Eerst zetten zij wachten uit, de andere ploeg begint dan met haar vernietigingswerk. Ze gooien flessen fosfor door de ramen van huizen. De bevolking wordt in nachtgewaad de straat op gejaagd. 47 huizen branden tot de grond toe af. Enkele Duitsers hebben op de Waaldijk een dienstdoende veldwachter aangehouden en dwingen hem te zeggen waar de Irenebrigadiers verblijven. Angstig heeft hij ze de plaats aangewezen. Twee van die Duitsers verschuilen zich dan tegen de gevel van de bakkerij van Van Eck, tegenover de boerderij waar de Brigadisten huizen. Op het moment dat ze Arnoti en Kroon in het zicht krijgen, vindt er een schotenwisseling plaats. Op de een of andere manier wordt bij een van de brigadisten de veiligheidspin van een handgraat, die aan de koppel hangt, geraakt. Deze explodeert, waardoor beiden dodelijk verminkt raken.

Plaquette op oorlogsmonument in Beneden-Leeuwen
Plaquette op oorlogsmonument in Beneden-Leeuwen

Rudi zei er later dit over: “Ik ben overal doorheen gesloft. Dan lijkt het gemakkelijk te gaan. Af en toe op wacht staan en dan je moet soms een beetje geluk hebben. Ik had bij Boven-Leeuwen een wacht geruild met een andere soldaat. Ik lag net onder mijn deken of ik hoorde machinegeweergeratel en een explosie. Duitsers hadden de wachtpost beschoten en een handgranaat aan zijn gordel geraakt. Die ontplofte. Dat was de wacht die ik oorspronkelijk moest lopen. Ik heb echt mazzel gehad, want van onze brigade is toch 49 man gesneuveld.''

Na Grave vertrekt de Brigade naar de frontlijn op de zuidoever van het Wilhelminakanaal bij Best en Oirschot. Eind oktober 1944 neemt de Brigade nabij Hilvarenbeek deel aan bevrijding van Tilburg. Hier komt de Recce met de Bren carrier van Rudi ook in de vuurlinie te liggen. Een scoutcar belandt in de sloot, waarbij de bestuurder Willem Veerman om het leven komt.

De tegenstand van de Duitsers blijkt te groot en de Brigade kan uiteindelijk de beslissing alleen forceren met de hulp van de 52ste Schotse Hoogland Divisie.

Van november 1944 tot maart 1945 voert de Brigade militaire taken uit in westelijk Noord-Brabant.

Over die periode zei Rudi het volgende: “We moesten vervolgens half november 1944 vanuit het Belgische Wuustwezel naar Zeeland om de kust van Walcheren en Noord-Beveland tegen Duitse infiltraties te beschermen. Het grootste deel van de brigade is op Walcheren terechtgekomen: de artillerie zat op Zuid-Beveland en de Recce ging naar Noord-Beveland, via Kortgene en Kats naar Colijnsplaat. Hier zaten we in hotel Patrijs met twee carriergroepen, één van luitenant Ter Haar en één van luitenant Havelaar. De bevolking was allervriendelijkst en zagen ons als bevrijders. Bovendien beschikten we over sigaretten en dat hielp ook wel een beetje.

De Recce in Colijnsplaat
De Recce in Colijnsplaat

We mochten overal op de koffie komen, want die brachten we altijd mee. Op een gegeven moment had ik nog maar net de wacht afgelost, toen er twee mannen van boerderij De Regt kwamen en vertelden dat er Duitsers net buiten het dorp waren geland. Toen moest onze groep zonder carrier ernaar toe. Het was heel vroeg en je zag geen moer en ineens hoorden we het geknars van wielen.
Die twee mannen hadden ons al verteld dat die Duitsers van alles hadden opgeladen op een kar en dat ze de kant van het dorp opkwamen. We hielden ergens halt en ineens werd er geschoten. Toen riep iemand: "Nicht weiter schiessen". Er lag blijkbaar springstof op de kar…... Die Duitsers vluchtten over de dijk, richting het water. Onze groep van Ltn. De Haar werd teruggeroepen naar Colijnsplaat en de carriergroep van Havelaar moest daarna zorgen dat ze niet van het eiland konden afkomen. Toen werden ze beschoten en Havelaar keek op een gegeven moment over de dijk en werd dodelijk getroffen. Vervolgens werd de artillerie uit Zuid-Beveland ook ingezet en hebben die Duitsers zich overgegeven. Het bleek dat ze springstoffen bij zich hadden en daarmee wilden ze de sluis opblazen en de kerk in het dorp. Het lag in hun bedoeling om alle mannelijke bewoners in de kerk samen te brengen en het dan op te blazen.”

In februari 1945 wordt Rudi samen met 16 andere talenten, zoals Tony Herbrink en Edu Panneborg, door de Staf van de Brigade uitverkoren om een officiersopleiding op het beroemde Sandhurst in Engeland te volgen. Vandaar dat Rudi de laatste acties van de Brigade, eind april 1945, in Hedel niet meer meemaakt. Erger vindt Rudi het dat hij in mei 1945 de glorieuze intocht van de Brigade in zijn woonplaats Den Haag moet missen.

De medisch student wordt beroepsofficier en is in de jaren 70 commandant van de Luchtmacht Kaderschool te Schaarsbergen. Hij eindigt zijn glanzende carrière als generaal-majoor.

Voor zijn werk in de oorlog heeft Rudi in de jaren die volgden vele internationale onderscheidingen gekregen, zoals het Kruis van Verdienste, Legioen van Eer en de France and Germany Star. Daarnaast is hij zeer actief geweest in de gemeenschap van veteranen. Rudi is (ere)voorzitter geweest van de Stichting Genootschap Engelandvaarders, de Stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945 en natuurlijk van ons eigen Vereniging Oud Strijders Prinses Irene Brigade.

Speech Rudi bij onthulling plaquette in Beneden-leeuwen
Speech Rudi bij onthulling plaquette in Beneden-leeuwen

Rudi werd vaak op scholen uitgenodigd en tot op zeer hoge leeftijd vertelde hij scholieren over zijn belevenissen als Engelandvaarder en hoe belangrijk het is om in verzet te komen wanneer de vrijheid in het geding is en mensenrechten met voeten worden getreden. Ook bij onthullingen, opening van tentoonstellingen of musea sprak hij over bevrijding en vrijheid. Hij vond zichzelf ‘wel een bevrijder, maar geen held’.

Zelf was Rudi nuchter over zijn bijdrage aan de bevrijding. "Ik wilde niet opscheppen. Eigenlijk vond ik dat iedereen iets had moeten doen. Maar ik begrijp ook dat een hoop mensen dat niet konden. Dat je dit niet doet als je verantwoordelijk bent voor vrouw en kinderen."

"Soms waren mensen jaloers dat ik zoveel risico heb gelopen. Dat ik gewoon gezegd heb: ik ga ervandoor en ik ga naar Engeland. Maar ik had geen verplichtingen. De risico's, daar denk je niet aan. Je realiseert je pas na afloop dat je vreselijk geboft hebt."

In 2013 werd Rudi ereburger van Den Haag. Vandaar dat burgemeester Jan van Zanen van Den Haag ook reageerde op het overlijden van Rudi: “Zijn naam zal altijd verbonden blijven met Den Haag. Zijn verzet tegen het mensen verachtende naziregime, zijn actieve rol als lid van Prinses Irene Brigade bij de bevrijding van Nederland en in het bijzonder Den Haag, maken hem tot een held. In dankbare herinnering aan Rudi Hemmes zullen wij die boodschap blijven uitdragen”, aldus Van Zaanen.

Namens iedereen die Rudi een warm hart toedroeg wensen wij zijn vrouw Madeleine en zijn (klein)kinderen, verdere familie en vrienden heel veel sterkte toe met dit grote verlies.

Bron o.a.: P. van Beckum, Oranjehaven, 13 sluipwegen naar de vrijheid

« GA TERUG NAAR HET OVERZICHT