In een museumvitrine ligt de cane van luitenant Henk Hendriks. Hij arriveerde als vaandrig in juni 1940 in het Verenigd Koninkrijk en werd in 1941 beëdigd bij de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. De cane, een stok met een lengte van ongeveer 40 cm, meestal omkleed met bruin leer, hoorde bij de vaste uitrusting van een officier en werd vooral gedragen bij het DT (dagelijks tenue, toen ook service-dress genoemd). Geklemd onder de linkerarm, de rechterarm vrij om te groeten.
De cane van luitenant Hendriks is bijzonder omdat het een bamboestok is met een met leer beklede knop. De cane wijkt af van de gangbare, met leer beklede, canes. Dit is goed te zien op een foto van de luitenant, aangetreden tussen andere officieren (vijfde van rechts, met bril). De bamboestok verwijst naar de oorspronkelijke vorm en functie van de cane.
Deze oorsprong is te vinden in het Britse leger. In de 18e eeuw was het een bamboestok waarin het opgerolde Koninklijk Besluit van aanstelling werd bewaard, zodat een officier dit bewijs altijd bij de hand had, indien nodig. De oorspronkelijke functie ervan verdween in de loop der tijd. De stok evalueerde door tot een met leer beklede cane. Het werd een symbool van cachet, een accessoire, behorend bij het uniform van de Britse officier.
In de Tweede Wereldoorlog namen Nederlandse officieren, met de Britse uniformen, ook deze canes over. Tot zeker in de jaren zestig van de vorige eeuw, behoorde de cane tot de gangbare uitrusting van de Nederlandse officier. Bij 13e Pantserinfanteriebataljon GFPI, toen het parate fuseliersbataljon, bleef de cane nog langer in gebruik. Tot ver in de jaren zeventig hadden compagniescommandanten en sectiehoofden nog steeds een cane, als verwijzing naar de Britse tradities van het regiment.
Regimentscommandant Lkol der Fuseliers Joost Doense voerde de canes opnieuw in bij 17 Painfbat GFPI, “aangezien ze sterk samen hangen met de Britse wortels van onze traditie en ze cachet geven aan onze Gardestatus”?. Tijdens de regimentsjaardag van 2009 werden ze uitgereikt aan alle compagniescommandanten (van het Garderegiment, dus inclusief C13 Ststcie, en de Regimentskapitein. Ze worden bij alle regimentsgelegenheden (als de regimentscommandant ook zijn stok draagt) gebruikt.
Door Hans Sonnemans, regimentsconservator.