06 augustus 1944
Deelname aan de Tweede Wereldoorlog

Op 6 augustus arriveerden de eerste Nederlandse militairen bij Courseulles sur Mer. Een dag later kwam de hoofdmacht aan wal bij Arromanches, waar de geallieerden een kunstmatige haven hadden aangelegd. Het vaandel moest achterblijven in Wolverhampton op bevel van de commandant, Kolonel de Ruyter van Steveninck. Majoor Looringh van Beeck smokkelde het vaandel echter in het geheim mee.

Op 12 augustus werd de Brigade voor het eerst ingezet in de buurt van Bréville-les-Monts, nabij het kasteel St. Côme. Deze plek had door het hevige artillerie- en mortiervuur de bijnaam ‘Hell-fire corner’. Op 14 augustus sneuvelde de eerste Ireneman, Wachtmeester P.W.H. Lammers, de man die de Irenemars componeerde. Na een snelle opmars, samen met de Belgische Brigade Piron, bereikten de Irenemannen het oord Pont Audemer. De mannen werden onthaald als bevrijders, enkele Nederlanders uit het Franse verzet voegden zich bij de Irenemannen.


Begin september werd de tocht vervolgd naar Brussel. De enige tegenstand die ze op deze verplaatsing kregen was die van feestvierende burgers in de straten. Bij de plaats St. Joris Winge stuitte de Brigade onverwachts op Duits geschut. Het kwam tot een fel gevecht wat het leven van drie Irenemannen kostte. De opmars ging verder naar Beeringen. Hier werd de Brigade ingezet bij het Albert Kanaal, waar de geallieerden bruggen hadden aangelegd die de Duitsers wilden opblazen. Bij een boszuiveringsactie werden tientallen krijgsgevangenen genomen en de Duitsers leden hier ernstige verliezen. Zelf verloor de Brigade niemand bij deze actie.


Op 15 september 1944 moest de Brigade, als onderdeel van operatie ‘Market Garden’, oprukken in de richting van Arnhem om vervolgens Apeldoorn te bevrijden. Op 20 september begon de opmars en zette de Irenemannen eindelijk voet op Nederlandse bodem. Omdat ‘Market Garden’ niet volgens plan verliep en de opmars van de grondtroepen tot stilstand kwam, kreeg de Brigade een nieuwe opdracht. De Maasbrug bij Grave moest vanaf 22 september worden beveiligd.


Begin oktober 1944 verplaatst de Brigade zich richting het Wilhelminakanaal bij Eindhoven en bivakkeert op de heide bij het oord Oirschot ter bescherming van het vliegveld. Na enkele weken werden zij ingezet voor de bevrijding van Tilburg. De 15e Schotse Divisie had de taak de stad in te nemen en de Brigade stond onder bevel van de Schotten. De gevechten waren zeer fel, twee van de vier tanks die de Irenemannen ondersteunden werden vernietigd door Duits anti-tank geschut. De overgeleven Shermans konden niet verder doordat het terrein te drassig was. Met steun van de artillerie kon de Brigade de aanval hervatten, waarbij verschillende Irenemannen sneuvelden. Door hevig vijandelijk vuur liep de aanval opnieuw vast en werd er noodgedwongen teruggetrokken. Inmiddels werd de stad vanuit drie andere richtingen door de Schotten aangevallen. Tilburg was bijna omsingeld en de Duitse troepen werden gedwongen zich terug te trekken. Uiteindelijk trokken de Schotse eenheden de stad in, waar nauwelijks meer Duitsers te bekennen waren.

Half november 1944 werd de Brigade verplaatst naar Zeeland voor bewakingstaken. Hier was het relatief rustig, maar toch kwamen er uiteindelijk elf Irenemannen om door ongevallen, beschietingen, mijnen en boobystraps. In april 1945 werd de Brigade ingezet bij het Maasfront, ten noorden van ’s Hertogenbosch, tegenover Hedel. De geallieerden kregen toestemming van de Duitsers om hulpacties uit te voeren voor de verhongerde bevolking en het was duidelijk dat de oorlog niet lang meer zou duren. Toch zou er nog een aanval uitgevoerd worden in de richting van Zaltbommel, hiervoor moest het verlaten dorp Hedel worden ingenomen om zo een bruggenhoofd over de Maas te vormen. In de avond van 22 april was het zover, de Maas werd overgestoken en er werden posities in het al deels verwoeste Hedel ingenomen. De weinige Duitsers werden volledig verrast en vluchtten. De volgende dag kwam er echter een tegenaanval waarbij er hevige straatgevechten plaatsvonden. De Brigade kon de ingenomen posities verdedigen en behouden. Op 25 april werd opnieuw een grote aanval afgeslagen. De volgende dag kwam de opdracht van de Britse zijde om het bruggenhoofd te ontruimen, eigenlijk tot teleurstelling van de Irenemannen. De operatie in de richting van Zaltbommel werd afgeblazen waardoor het bruggenhoofd overbodig werd. Meer dan 45 Duitse krijgsgevangnene werden afgevoerd, de Brigade verloor hier twaalf mannen, de vijand vele malen meer. Het werd het zwaarste gevecht en de grootste offensieve actie op eigen kracht, voor een operatie die uiteindelijk niet doorging en waarbij het dorp Hedel vrijwel volledig werd verwoest.


Een week later, 5 mei 1945, capituleerden de Duitse troepen in Nederland. De Brigade vertrok naar Wageningen en kreeg de opdracht om als eerste geallieerde eenheid ’s-Gravenhage binnen te trekken. De taak was volbracht, veel Irenemannen hadden vijf of zes jaar gediend. Het vaandel werd onderscheiden met de Militaire Willemsorde der vierde klasse en de namen St. Côme, Pont Audemer, Beeringen, Tilburg en Hedel werden op het vaandel aangebracht. Op 14 december 1945 werd de Brigade formeel opgeheven.
